“Het moment is nog niet daar”: De Nederlandse erkenning van Israël

“Graaf Bernadotte heeft een diepe, onuitwisbare indruk op mij gemaakt. Een rechtschapen mens, optimistisch in zijn houding, maar die mij in persoonlijke gesprekken deelgenoot maakte van zijn grootste zorg: de onoplosbaarheid van het Palestijnse probleem,” zo verklaarde piloot. A. Viruly aan De Volkskrant een dag na de noodlottige moordaanslag op de VN-bemiddelaar. De Nederlandse regering condoleerde de Zweedse regering en de VN met de dood van Bernadotte. De Britse minister van Buitenlandse Zaken, Ernest Bevin, sprak over een lafhartige daad en de Egyptische premier prees de inspanningen van Bernadotte om de vrede in de regio veilig te stellen.

De VN stelde de Zweedse graaf Folke Bernadotte op 19 mei 1948 aan om te bemiddelen in de kort daarvoor uitgebroken oorlog tussen de nieuwe staat Israël en de Arabische buurlanden. Al op 11 juni wist hij een eerste staakt-het-vuren voor elkaar te krijgen. De vijandelijkheden laaiden vervolgens weer op zodat een Bernadotte een volgende wapenstilstand op 18 juli moest afsluiten tussen de partijen. Dit keer was het ook de bedoeling dat er een diplomatieke oplossing voor het conflict gevonden moest worden. Een dag nadat Bernadotte zijn verdelingsplan naar de VN had opgestuurd vermoordde leden van de radicaal Joodse groepering Lehi’i hem in Jeruzalem.

Zijn dood leidde tot verontwaardiging onder de lidstaten van de VN en het kwam als een verrassing voor de Israëlische regering die hier ook de nodige diplomatieke schade bij opliep. Het zogenaamde Plan Bernadotte, dat de grenzen van de staten in het Mandaatgebied Palestina had geschetst, werd een dag na zijn dood aan de VN gepresenteerd. In dit plan zou de Negev-woestijn onderdeel worden van Transjordanië en zou West-Galilea grondgebied worden van de nieuwe Israëlische staat. De stad Jeruzalem zou een internationale status krijgen en onder VN-controle worden geplaatst. Uiteindelijk weigerde Israël in te stemmen met deze verdeling.

Bernadotte hield in zijn plannen rekening met de nieuwe staat Israël en als het plan door de VN zou worden aanvaard, zou het grote gevolgen hebben voor de internationale erkenning van de staat. David Ben Gurion had op 14 mei 1948 de staat Israël uitgeroepen en werd onmiddellijk de facto erkend door de Verenigde Staten en de jure door de Sovjet-Unie. Nederland volgde de supermachten uit de Koude Oorlog niet en besloot te wachten met de erkenning. Of het Bernadotte Plan daadwerkelijk invloed had op de erkenning van Israël kan wellicht via de Nederlandse erkenningspolitiek in kaart gebracht worden. Nederland erkende Israël De vraag die in dit essay centraal staat is dan ook: welke invloed had de dood van Bernadotte en zijn verdelingsplan op de erkenningspolitiek van Nederland in 1948-1949?

De Nederlandse erkenningspolitiek

Tijdens het Interbellum voerde de Nederlandse regering een beleid van neutraliteit ten aanzien van de situatie in het Mandaatgebied Palestina en zij zou deze lijn zelfs na de Tweede Wereldoorlog voortzetten. De belangrijkste kwestie voor het volgen van deze beleidslijn was de situatie in Nederlands-Indië. Bij het ministerie van Buitenlandse Zaken werd het van belang geacht dat Nederland de Palestijnen en Arabieren niet zou tegenwerken, wat de moslims in Nederlands-Indië zou treffen. Het was tijdens deze jaren dat de Nederlandse regering worstelde om hun oostelijke kolonie te behouden (Indonische Onafhankelijkheidsoorlog) en dat maakte het belangrijk om terughoudend te zijn ten aanzien van de kwestie Palestina.

Uiteindelijk aarzelde Nederland om in 1947 voor Resolutie 181 van de VN te stemmen, omdat het verdelingsplan dat voor deze Resolutie werd gemaakt niet door de Arabische landen werd aanvaard. De Nederlandse delegatie stemde uiteindelijk vóór de resolutie, maar nadat de VS hun steun voor de Resolutie hadden ingetrokken, keerde Nederland terug naar hun terughoudende houding. Zelfs nadat de oorlog was begonnen, aarzelde de Nederlandse overheid om de Israëlische staat te erkennen; zolang de Nederlanders iets te winnen hadden in Nederlands-Indië, zouden ze geen stappen ondernemen om de staat te erkennen.

Eind augustus 1948 sprak de Nederlandse Ministerraad over de Nederlandse erkenning van Israël. In de argumenten voor het niet erkennen van de staat Israël noemden de ministers de situatie in Nederlands-Indië. Volgens minister Maan Sassen zou de erkenning van Israël gevolgen hebben voor de luchtverbinding tussen Nederland en Nederlands-Indië. Minister Lubbert Götzen voegde aan dat argument toe dat het Nederlandse standpunt over de erkenning van Israël door de Arabische landen werd gewaardeerd. In dezelfde bijeenkomst werd een hulpvraag voor de Arabische en Joodse vluchtelingen van graaf Bernadotte besproken. Götzen was voorstander van het sturen van voedsel voor de vluchtelingen, omdat de Republiek Indonesië ook deze steun aan de vluchtelingen had toegezegd. Deze voorbeelden laten duidelijk zien hoe bepalend de koloniale verhoudingen in Oost-Azië waren voor het erkenningsbeleid.

Iets anders dat opvalt aan de notulen is het volgende: “De premier ziet, dat het moment nog niet daar is om Israël te erkennen. Persoonlijk wil de spreker dat zo snel mogelijk doen.” Uit dit citaat blijkt dat de persoonlijke opvattingen van Nederlandse ministers niet altijd overeenkwamen met de afgesproken beleidslijn en dat sommige ministers wel voorstander waren van snelle erkenning, maar dit niet wenselijk achtten.

Plan Bernadotte

Het verdelingsplan dat graaf Bernadotte had opgesteld, leidde tot verschillende reacties van Nederlandse diplomatenn. Op 6 oktober schreef de Nederlandse consul-generaal in Israël, Johan Alexander Nederbragt, een lang essay aan Buitenlandse Zaken over wijlen graaf Bernadotte, zijn verdelingsplan en Israël. Nederbragt was tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland betrokken bij de vervolging van de Joodse bevolking en in 1947 verwierf hij de diplomatieke positie in Palestina. Eenmaal in Palestina nam hij een pro-zionistische houding aan. Historicus Wim Berkelaar omschrijft het zelfs als filosemitisme. Zijn pro-zionistische standpunt blijkt duidelijk uit het document:

Hoe staat het met Bernadotte’s onpartijdigheid? Gedeeltelijk terugkerend op – en resumerende, wat ik reeds eerder gezegd heb, merk ik drieërlei op. In de eerste plaats: Bernadotte heeft Jeruzalem aan de Arabieren willen geven, wat menigeen meer aan een internationaal-politieke misdaad zal doen denken, dan aan onpartijdigheid, die, objectief genomen, bij dit denkbeeld niet aanwezig is. Ten tweede: hij wil de Negeb aan de Arabieren geven – wat betekent: het gebied ter beschikking van de Engelsen stellen. (…) In elk geval is ook hier geen onpartijdigheid te onderkennen. Ten derde – ik zou tal van andere dingen kunnen aanhalen, maar ik volsta hier mede: Bernadotte heeft gezegd, dat de Joden in Jeruzalem meer schuldig zijn aan schenden van de wapenstilstand dan de Arabieren. Ik moet dit, maar het mij voorkomt, naar het rijk der partijdigheid en der fabelen verwijzen…

De eerste twee punten die Nederbragt aansnijdt betreffen het verdelingsplan van Bernadotte. In zijn ogen was het verdelingsplan anti-Israëlisch, omdat de Negev van hen werd afgenomen en Bernadotte “Jeruzalem aan de Arabieren” wilde geven. Waarom hij dat laatste vond, wordt uit het document niet meteen duidelijk, aangezien Jeruzalem in het verdelingsplan aan de VN was toegewezen. Historicus Jeffrey Herf beschouwde het Bernadotteplan als “schadelijk” voor Israël en Nederbragt deelde deze visie. Iets wat Nederbragt in dit document volledig over het hoofd ziet, is dat het Israël als een gevestigde staat erkent. Aanvankelijk steunden de Verenigde Staten in eerste instantie het Bernadotteplan, maar zij veranderden van standpunt op 29 oktober 1948. Het plan kreeg ook de steun van de Britse minister van Buitenlandse Zaken.

Nederbragt was niet de enige die kritiek uitte op de bevooroordeeldheid van Bernadotte. De Israëlische bevolking beschouwde de door de VN tot stand gebrachte wapenstilstand als een wapenstilstand die de belangen van de Arabieren diende en als een obstakel voor een Israëlische overwinning. Bernadotte werd gezien als antisemitisch en als pion van het (pro-Arabische) Britse ministerie van Buitenlandse Zaken. Nederbagt stelt niet dat Bernadotte antisemitisch was, maar zijn mening over hem zou op zijn minst als antizionistisch kunnen worden omschreven. Deze houding kan worden verklaard door het feit dat de missie van Bernadotte geneigd was de steun van de Arabieren te verwerven om daarmee een nieuwe uitbarsting van geweld te voorkomen.

Ook Spits is behoorlijk positief over het werk dat Bernadotte heeft verricht. Over het geweld en de naleving van het staakt-het-vuren schrijft hij het volgende: “…het lijkt erop dat Bernadotte en zijn staf, ondanks de aanvankelijke onvolkomenheden van de organisatie, er in deze eerste periode in zijn geslaagd veel rampen af te wenden en de wapenstilstand werkelijkheid te maken.” Dit staat in schril contrast met de mening van Nederbragt, die vond dat Bernadotte weinig had gedaan om vrede in Palestina tot stand te brengen. Spits eindigde zijn samenvatting met de volgende woorden:

…dat de lezer van Bernadotte’s rapport, hetwelk zijn politiek testament over Palestina zou worden, sterk onder de indruk komt van een daaruit sprekend volledig opgaan in de uitvoering van de hem toevertrouwde taak. Nuchter ziet hij de werkelijkheid onder ogen, hoe diep aangrijpend die ook is. Onvermoeid zet hij de bemiddelingswerkzaamheden voort, hoevele malen die ook niet tot het gehoopte resultaat leidden en daarnaast valt een toon van diepe menselijkheid te beluisteren, als hij de ellende, welke de krijg veroorzaakte, eenvoudig en zonder pathos beschrijft. Men voelt dat hij zijn persoon inzette, het gevaar niet achtende, om het grote onheil van Palestina af te wenden.

In de slotopmerkingen van Spits klinkt bewondering door voor het werk van de graaf. Opnieuw staat dit in schril contrast met het rapport dat Nederbragt een week later richting het ministerie van Buitenlandse Zaken zou schrijven. Dat de twee Nederlandse diplomaten het niet met elkaar eens waren over het werk van Bernadotte en waarschijnlijk ook over de keuzes die de VN-bemiddelaar in zijn verdelingsplan had gemaakt, kan het voor de Nederlandse minister niet makkelijker hebben gemaakt om zijn eigen mening over het rapport te vormen.

Wat precies het oordeel van Dirk Stikker, de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, over het verdelingsplan was, wordt uit de archiefstukken niet duidelijk. In de Ministerraad van 20 september werd het overlijden van Bernadotte niet besproken, zelfs niet het verdelingsplan. In de weken die volgden zouden deze zaken niet op tafel komen bij het kabinet. Het is heel goed mogelijk dat het verdelingsplan de Raad van Ministers niet heeft bereikt, omdat zowel de Israëli’s als de Arabieren het hebben afgeschoten. Niettemin vertoonde het verdelingsplan van graaf Bernadotte geen enkele invloed op het erkenningsbeleid van Nederland. Waarom heeft de regering uiteindelijk de staat Israël de facto erkend?

Richting erkenning

De internationale positie van Nederland veranderde in de laatste maand van 1948 en de eerste maand van 1949. In december 1948 startte Nederland zijn zogenaamde ‘Tweede Politionele Actie’ in Nederlands-Indië om belangrijke Indonesische nationalisten uit te schakelen. Onder internationale druk, vooral vanuit het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, werd de Nederlandse regering in januari 1949 gedwongen haar militaire acties stop te zetten.

Eind januari kreeg de Nederlandse regering bericht dat Frankrijk op het punt stond de staat Israël te erkennen en ook dat de Britse regering de erkenning overwoog. De Nederlandse vertegenwoordigers in Caïro en Jeruzalem kregen te horen dat de Nederlandse regering de volgende dag hun standpunt in deze zaak zou beraadslagen. Dit leidde onmiddellijk tot een telegram uit Caïro. “Gezien de gematigde houding van Egypte en andere Arabische landen zou het desastreus zijn om de stap te zetten waarnaar in uw [bericht] wordt verwezen”, antwoordde de Nederlandse ambassadeur. Verder adviseert hij zijn collega’s in Den Haag: “Ik adviseer daarom met klem om in ieder geval te wachten totdat de situatie in Indonesië internationaal minder kritiek is geworden en er meer duidelijkheid is gekomen in de momenteel instabiele relaties tussen Israël en andere Arabische staten.” Voor de Nederlandse ambassadeur in Caïro speelde de situatie met Indonesië nog steeds een grote rol in het Nederlandse buitenlands beleid in het Nabije Oosten en daarmee de erkenning van Israël.

In de middag van 24 januari kwam de Nederlandse Ministerraad bijeen in de Trêveszaal in Den Haag voor hun wekelijkse vergadering. Tijdens de bijeenkomst sprak minister Stikker zijn kabinetsleden toe over het nieuws dat Engeland van plan is de staat Israël te erkennen. Hij stelde dat: Nederland dan nauwelijks “bezwaarlijks anders kan handelen.” De minister voegt eraan toe dat zijn delegaties in de regio adviseerden Israël niet te erkennen. De premier is het met zijn kabinetslid eens dat “Nederland niet alleen achter kan blijven”. Alleen minister Sassen houdt enige reserves met Indonesië in het achterhoofd, maar deze worden zijn collega’s niet gedeeld.

Er lijkt hier sprake te zijn van een kloof tussen de Nederlandse ministers en hun ambassadeurs in de regio. Vanuit hun positie steunde laatstgenoemde groep nog steeds de Nederlandse beleidslijn waarin de mening van de Arabische landen als uitgangspunt wordt genomen voor de erkenning van Israël. De regering daarentegen meende dat zij niet achter kan blijven bij de rest van de grote landen van West-Europa. De rol van Indonesië en de Arabische landen veranderde dus niet, alleen de positie van de Nederlandse regering. Dat de Nederlandse regering gevoelig lijkt voor het standpunt van andere landen had mogelijk te maken met de diplomatieke deuken die Nederland zelf de afgelopen twee maanden heeft opgelopen. Misschien dacht de Nederlandse regering dat ze door de erkenning van Israël weer internationale goodwill konden verkrijgen.

Conclusie

“Ik heb de eer Uwe Excellentie mee te delen dat de regering van het Koninkrijk der Nederlanden heeft besloten de staat Israël in Palestina en het gezag van de huidige regering de facto te erkennen,” zo is er te lezen in een telegram aan de Israëlische overheid. Uiteindelijk had de Nederlandse regering zes maanden na de stichting van Israël besloten de nieuw opgerichte staat in Palestina te erkennen. Het zou nog een jaar duren voordat ook Israël de jure werd erkend.

Het Nederlandse beleid ten aanzien van Israël en Palestina werd gedomineerd door het gevoel van repercussies in Nederlands-Indië als zij Israël zouden erkennen. Vooral met de aanhoudende Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog, die destijds werd uitgevochten, werd elke stap in de richting van Israël en de Arabieren in de regio gezet met de situatie in Indonesië weer in hun hoofd. De notulen van de Ministerraad van 30 augustus 1948 laten ons dit duidelijk zien en ook de overwegingen van de ambassadeurs in januari 1949.

De vraag die centraal stond in dit essay was of de dood van graaf Bernadotte en zijn verdelingsplan enige invloed hadden op de erkenning van Israël door Nederland. Omdat het verdelingsplan en de dood van de VN-bemiddelaar in de Ministerraad niet werden besproken, veranderden deze factoren het beleid van de Nederlandse ministers in Den Haag niet. Als minister Stikker een standpunt had ingenomen ten aanzien van het verdelingsplan, zouden zijn diplomaten het hem niet gemakkelijk hebben gemaakt. Nederbragt wees het verdelingsplan af omdat het volgens hem zeer gunstig was voor de Arabieren en niet goed voor de Israëli’s. Spits aarzelde om in zijn rapport zijn mening over het verdelingsplan te geven, maar sprak lovend over het werk dat wijlen graaf in Palestina had gedaan.

Uiteindelijk gebeurde de erkenning van Israël niet vanwege een veranderde situatie in de Arabische wereld jegens Israël, maar omdat de internationale positie van Nederland in gevaar kwam door zijn ‘Tweede Politieke Actie’ en de angst om internationaal achterop te raken als andere landen in West-Europa waren bereid de staat Israël te erkennen. Historicus Peter Malcontent benadrukte in zijn boek dat het verloop van de oorlog (Tweede Politionele Actie) in Indonesië gevolgen had voor de Nederlandse erkenning van Israël, omdat Nederland geen rekening meer hoefde te houden met de Indonesische gevoeligheden omtrent dit onderwerp. Ik zou daaraan willen toevoegen dat de erkenning een manier was om wat internationaal prestige voor de Nederlandse regering terug te winnen nadat het gedwongen was om de militaire acties in de Indonesische archipel te staken. Het plan van Bernadotte speelde dus nooit echt een rol in de erkenningspolitiek, maar Indonesië altijd.

Plaats een reactie